Ik ben niet ongelukkig hoor, dat zeg ik niet. Ik had het
alleen misschien iets anders gewild.
Ik doe soms de gordijnen open, en dan bedenk ik me dat ik ze
net zo goed dicht kan houden, het is dat ik een hekel heb aan lamplicht, anders
deed ik ‘t.Soms denk ik weleens als ik het nachtlampje uit doe, misschien heb ik geluk, en zie ik morgen de dauw niet glinsteren op de nog groene vrouwenmantel. Maar als ik dan jouw hakken hoor, begint toch de dag weer een beetje te sprankelen.
Het duurt alleen maar even .
Soms doe ik donderdags de voordeur dicht en gaat hij s
’maandags weer pas open. Maar er
zijn ook dagen dan zie ik alles hoor, dan zie ik de krantenjongen die de vroege
ochtend editie op de mat gooit, dan zie ik dat bij de overburen de auto van
de oprit is en de buurman al is vertrokken
voor weer een hele dag werk, dan zie ik de twee houtduiven die hun plek
op de lantaarnpaal hebben geëigend en elkaar warm houden, dan zwaai ik naar het
verpleegstertje van hier op de hoek die uit haar nachtdienst komt, dan zie ik de zon opkomen en de bladeren verkleuren
, dat de dagen korter worden , maar voor mij langer.
Dan zie ik dat de tuin zijn kleur en vruchten verliest, dat
de spinnen ijverig hun best doen en hun web
symbolisch voor mijn raam spannen. Maar ik zie ook de buurtkindertjes
met hun rugzakjes op gedachteloos en blij naar school huppelen. Dat de
stratenmakers de klinkers nog eens recht
leggen en de stoeptegels tellen.
Dan zie ik de glazenwasser de ramen wassen van matglas naar glans en tik
ik met mijn stok op het raam dat de koffie pruttelt. En dan zie ik dat de klok ineens sprongen
vooruit maakt. Maar ook dat de regen tegen de ramen me duidelijk maakt , dat de
glazenwasser weer verder moet met zijn eigen leven en ik ook. Mijn oude stille leven. Verder met de zelfde dagen die alleen nog worden
ingekleurd door de vrijwilliger die het eten komt brengen, en de hulp die mijn
grauwe deurposten twee keer in de vier weken een sopje geeft. Ruim sop had ik moeten kiezen. Dat ruime sop
jaren geleden. Vanuit de wereldhaven gewoon stuurloos overgeleverd aan de
kracht van de zee, niet wetende waar ik aan zou leggen. En nu? Nu lig ik eigenlijk al jaren voor anker in een tijdloze haven. En het is dat ik er zelf niet kan komen, maar
ik wil het weer horen. Dat geluid die de wind door de masten laat klinken, het
water in ritme laat klotsen tegen de aanlegsteiger. Al is het maar één keer, al
is het maar even. Dan pas zal ik zinken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten