Het leven is zo als het is. Mijn ouders heb ik nauwelijks
gekend. Mijn lange blonde haar, vaders trots, werd er af gehaald toen ik acht jaar was, en werd ik
wakker in een koud bed op een hele vroege morgen.
Mijn broertjes en zusjes zag ik pas vier weken later in het
zelfde kille gebouw. Dankzij de boeren hebben we geen honger geleden, want die
brachten iedere dag eten. Ze moesten een zwaar en vooral gevaarlijk pad afleggen door dat
donkere bijna onbegaanbare bos. Maar ondanks de angst en spanning die zo
vreselijk voelbaar was ieder uur hebben we het ook goed gehad toen, en we
hadden elkaar. Via de post kregen mijn broers ,zussen en ik op een sombere dag
een brief. Het regende pijpenstelen die dag, ik weet het nog goed, want het dak
boven de bedden lekte. In die brief stond dat vader het niet had gered. Ze
zochten een boer die de boel verraden had. Maar onze vader kwam toevallig net
aan rijden op de fiets. Werd er vanaf gesmeten, en is niet veel later gesneuveld
in het concentratiekamp. Dat lees je dan woord voor woord, regel voor regel .
Mijn jongste zusje liep weg en verloor! Twee jaar later werden we bevrijd. Maar de vrijheid was snel weg toen onze
moeder een half jaar later door een onbekende ziekte werd bevangen en bezweek. Dood.
Dat had je vroeger. Hoge koorts en je ging. Als het je tijd is ga je nu eenmaal.
Dat was een zware tijd! Samen met mijn oudste zusje hebben wij
het gezin groot gebracht. Heel hard werken, zeker in die jaren. We hebben enorme armoede gekend. Maar het is goed
mogen komen. Ik ben daardoor wel pas laat mijn man tegen het lijf gelopen. Het gezin ging voor,
dat had ik haar beloofd op m’n negende! Mijn tijd kwam nog wel.
Nu heb ik alleen m’n oudste zusje nog. Mijn man is jaren geleden weg gevallen. En nog
erger is dat, toen we net een beetje
gingen voelen en beleven wat geluk en genieten inhoudt, en vooral om dat gevoel toe te laten met angst en beven voor zelfbescherming van
nog meer eventuele ellende, verloren we onze enigste zoon , ons alles, mijn alles,
Zo in één klap uit ons leven weg gerukt.
En ook dan moet je blijven adem halen. Dan wéér begint de dag
en sluit de dag. Week in week uit, elke dag opnieuw, tegen alle gevoelens in.
Mij hart is ook echt gesloten geweest. Versteend . Noem het
versteend. Want de tijd van toen ik acht was heb ik verdrongen en ineens was
het daar. Kraakhelder. De geur van brandend haar rook ik opnieuw.
Ik heb denk ik een jaar in sombere sobere eenzaamheid geleefd. Tot ik
op een morgen wakker werd en het licht
opnieuw zag schijnen. Vraag me niet hoe, maar ik ben er weer. Ik kon ik zachtjes
weer lachen. Ik schrok daar de eerste keer van. Nu niet meer. Ik leef nog. Ik schijn enorm sterk te zijn. En dat is een
gegeven kracht! Zo zie ik het!
Ben er stil van, moooi...
BeantwoordenVerwijderen